Info over boek
Een bijzondere tijd. Een tijd van paardenmarkten en woonwagens. Een tijd van armoe en voorspoed. Een tijd van oorlog. Een tijd van orde en gezag. Een tijd van verandering.
Jeep Posthumus (*1892 - †1963) was een sluwe handelaar die moeite had met wetten en regels. Hij komt door zijn karakter en drankgebruik regelmatig in conflict met andere mensen en met de wet, maar hij heeft ook een veelbewogen leven vol van kwajongensstreken. Elke dag in het leven van Jeep is weer een nieuwe uitdaging. De ene dag staat Jeep aan de rand van de afgrond, de andere dag steekt hij zijn sigaren met briefgeld aan. In de Tweede Wereldoorlog weet hij ternauwernood de gevangenkampen te overleven. Volgens sommigen is Jeep een vrijbuiter, volgens anderen een misdadiger. Volgens ons een bijzondere man, die leefde in een bijzondere tijd.
Ho, ho!!
Op de terugreis van de paardenmarkt in Leeuwarden rijdt Jeep via Opende. Hij reist vandaag met een tweewielige kar met een snel paard ervoor, een draver. Hij heeft dit paard inmiddels een aantal kunstjes geleerd. In Hepkema’s Courant heeft hij gelezen dat kroegbaas Elsinga in Opende heide te koop heeft en Jeep rijdt vandaag even langs om te kijken of dit handel voor hem is. Heideplaggen worden als strooisel in een stal gelegd en met dierlijke mest tot compost vermengd. Deze compost wordt jaarlijks naar de akkers gebracht ter bemesting.
Tegen het eind van de middag arriveert Jeep bij het café, stalt zijn paard op een plek naast het café en gaat de kroeg binnen. Hij hangt zijn hoed en jas aan de kapstok, zoekt een plek aan de stamtafel en hij bestelt zich een romer jenever. Al snel mengt hij zich in het gesprek en hij vermaakt zich prima. Dan loopt Jeep naar de tapkast en vraagt Elsinga naar de heide die hij te koop heeft. De heide ligt achter het café en nadat Elsinga zijn vrouw heeft geroepen om de honneurs in het café waar te nemen gaat hij samen met Jeep via de achterdeur naar de heide om deze te laten zien.
Jeep overziet hetgeen Elsinga te koop heeft en hij wil hiervoor een goede prijs betalen. De beide mannen doen de handel buiten en als ze het eens zijn over de hoeveelheid en de prijs lopen ze terug naar binnen en Elsinga schenkt Jeep nog een borrel in.
Dan ziet Jeep door het raam twee veldwachters voorbijfietsen en hij is direct op zijn hoede. Vanwege één van zijn vele akkefietjes wordt hij gezocht, het lijkt erop dat hij deze keer de dans ontspringt. Maar op het moment dat Jeep een spannend verhaal vertelt over zijn diensttijd gaat plotseling de kroegdeur open en er stapt er een veldwachter binnen.
Bijna tegelijkertijd stapt er ook een veldwachter via de achterdeur de kroeg in. Vluchten kan niet meer, Jeep blijft zitten en hoopt dat ze deze keer niet voor hem komen. Het blijkt ijdele hoop, de beide veldwachters lopen recht op hem af en vragen: “Wat heb jij hier te zoeken, Posthumus?”
Jeep neemt eerst een laatste slok uit zijn glaasje en zegt: “Ik kom hier handel doen, heren. Ik heb vanmiddag van Elsinga heide gekocht”. Elsinga komt erbij staan en bevestigt wat Jeep heeft gezegd. “Het zal allemaal zo zijn” zegt één van de agenten, “Maar jij staat op onze opsporingslijst en we nemen je mee naar het bureau”. Jeep wil wel protesteren maar weet ook dat dit geen zin heeft. Hij gaat staan, pakt zijn hoed en zijn jas en loopt naar de deur.
Dan vraagt hij, uiterst beleefd, “Heren mag ik mijn paard en kar meenemen naar het bureau, ik wil ze hier niet laten staan.” De mannen kijken elkaar aan en dan zegt één van de veldwachters “Dat is goed, maar dan fietsen wij ervoor.” De twee agenten pakken hun fiets, Jeep stapt op de kar en met de fietsende veldwachters aan weerszijden van het paard gaan ze richting het politiebureau. Jeep laat zijn paard steeds een klein beetje sneller lopen, zo snel dat de beide fietsers het bijna niet meer bij kunnen houden. “Je moet het paard laten inhouden of anders stoppen!” roept een veldwachter. Jeep roept: “Ho”, maar het paard houdt niet in. “Je moet het paard nu laten stoppen!” schreeuwt de veldwachter opnieuw.
Jeep roept nu luid: “Ho, ho”. Intussen laat hij ongemerkt de teugels een beetje vieren. Het paard loopt steeds sneller en Jeep roept steeds luider: “Ho, Ho, Ho!!” Er is geen houden meer aan, het snelle paard laat nu zien hoe snel het kan draven en binnen afzienbare tijd verdwijnen paard en Jeep buiten het gezichtsveld van de veldwachters.
Zo gauw Jeep stopt met roepen stopt het paard met draven. De achtervolgende agenten hebben de achtervolging gestaakt. Ze zijn getuige van het feit dat dit paard op hol slaat alhoewel Jeep Posthumus probeert het te laten stoppen. Jeep heeft natuurlijk ook vaak kwade en slechte paarden.
Jeep weet wel beter; één van de eerste kunsten die hij een paard leert is dat ze op het commando ‘ho, ho’ sneller moeten gaan lopen…
Bovenstaand is een verhaal uit het boek Jeep, Van Kamp Tot Kamp ter illustratie van de ondeugendheden welke hij heeft uitgehaald. Naast prachtige verhalen zoals deze, wordt uitgebreid stilgestaan bij het leven in die tijd en hoe de avonturen welke Jeep beleefde in de context van zijn tijd gezien moeten worden.